“‘Jongens, alles staat op bladzijde tien en elf’, zei de leraar in het zesde leerjaar.” Peter Van de Veire over vrouwen.

Foto Koen Van Buggenhout

Foto Koen Van Buggenhout

“‘Jongens, alles staat op bladzijde tien en elf’, zei de leraar in het zesde leerjaar. Ik was elf jaar, zat op een jongensschool en had – op mijn moeder na – nog nooit een naakt vrouwenlichaam gezien. We hadden net een voorlichtingsboekje gekregen en iedereen bladerde snel door: op de ene bladzijde stond een naakte jongen en op de andere een naakt meisje. Ze stonden allebei recht in bad (lacht). Er was niks erotisch of sensueels aan, maar we hoopten wel op wat uitleg, over hoe alles in zijn werk ging. Helaas sloeg de leraar die bladzijden over en wisten we nog niks. Mijn ogen gingen voor het eerst echt open tijdens een papierslag van de Chiro. Tussen het oud papier zaten seksboekskes. Revolutionair! Of een paar jaar later Madonna die in de Playboy stond, dat nummer werd voor twintig frank per dag verhuurd op school (lacht). Jongeren ontdekken vandaag op het internet sneller hoe de wereld in elkaar zit, terwijl ik afhing van vrienden met een videorecorder in huis die er op een miraculeuze manier in waren geslaagd om een seksvideo te bemachtigen uit de videotheek. Daar keken we naar tot op het moment dat de vader de oprit kwam opgereden (lacht). Ik denk dat wij destijds dezelfde dingen hebben gezien, maar dat de frequentie lager lag. En terwijl wij dat allemaal als fictie beschouwden, vrees ik dat jongeren die films nu soms zien als iets om echt uit te proberen – dat lees ik toch in de krant. Of ik intussen porno heb gezien? (Grappend) Laten we zeggen dat ik voor mijn werk in de media soms op sites terechtkom waar mensen wel zeer slechte kledingsponsors hebben.”

“In het middelbaar en in de Chiro zat ik ook alleen met jongens. Contact met meisjes was er niét. Ik zag ze op straat, maar durfde niks te zeggen. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, en mijn moeder vond ik haast iconisch als vrouwen, en dat trok ik door naar meisjes. Ze liepen niet, ze schreden; ik zag ze met een soort licht errond. In die tijd had ik zoveel zelfmedelijden dat het hilarisch werd. Het cliché wil dat alleen vrouwen worstelen met hoe ze eruitzien, maar voor veel jongens geldt dat evengoed: ik stond uren voor de spiegel kleren te passen. Op de enige plek waar ik meisjes ontmoette, op de speelpleinwerking, voelde ik me zo ongemakkelijk dat ik me uit verlegenheid heel stoer ging gedragen. Pas op mijn vijftiende heb ik een meisje gekust, een medeleidster op de speelpleinwerking, en pas op mijn negentiende – ik zat al op de hogeschool – heb ik het voor het eerst gedaan. Verder heb ik een geweldige jeugd gehad, maar toch ben ik jarenlang in een kramp geschoten in de buurt van meisjes, terwijl ik later altijd en graag met vrouwen heb samengewerkt. Ik heb drie dochters en heb het met hen anders willen doen. Ze zijn jong genoeg voorgelicht, nog voor het iets giecheligs werd. Intussen zijn ze al bijna geen tieners meer. Ik zeg altijd: ‘Mannekes, ge weet het, hé. Die venten willen maar één ding.’ ‘Ja-ja papa,’ antwoorden ze dan. ‘Ze willen gewoon in ons broekske zitten!’ Ik zeg het lachend, al is er een boodschap. Het zijn drie zelfstandige madammen die goed weten wat ze willen – en soms ook niet. Als vader ben ik niet speciaal bang voor hen. Zo heb ik er geen moeite mee wanneer ze alleen van een fuif naar huis komen. Misschien kijk ik te veel naar mijn jeugd, toen er van angst nog geen sprake was. Na Dutroux is alles anders geworden. Sindsdien moeten meisjes altijd met twee naar huis, terwijl ik vermoed dat onze maatschappij er niet onveiliger op geworden is.”

Plaats een reactie